Diabetes is een veel voorkomende stofwisselingsziekte. Het komt bij zo’n 2% (2 op de 100 personen) van de Nederlandse bevolking voor. En de frequentie lijkt alleen maar toe te nemen. Erfelijke aanleg is van invloed op de gevoeligheid voor diabetes, maar externe factoren, zoals voedings- en leefgewoonten bepalen in belangrijke mate of ook daadwerkelijk diabetes ontstaat (epigenetica).

Het hormoon insuline
Bij diabetes wordt te weinig van het hormoon insuline gevormd (diabetes type I ook juveniele of insuline afhankelijke diabetes genoemd) en/of zijn de lichaamscellen ongevoeliger geworden voor insuline, waardoor deze stof onvoldoende werkt (diabetes type II ook ouderdoms of insuline onafhankelijke diabetes genoemd). In het laatste geval is de insulineproductie juist verhoogd.
Insuline wordt geproduceerd door de beta-cellen van  de eilandjes van Langerhans van de alvleesklier (ook pancreas genoemd). Dit orgaan is met name actief met de vorming van insuline na een maaltijd, wanneer het glucose uit het voedsel in het bloed terechtkomt. Het insuline vervult een belangrijke functie in de suiker (glucose) stofwisseling. Glucose dat met name afkomstig is uit de vertering van suikers (koolhydraten) in de darmen is een belangrijke brandstof voor het lichaam. Insuline helpt glucose uit het bloed opnemen in de lichaamscellen en brandstof  (energie) reserves opbouwen doordat het overtollig glucose uit het bloed helpt opslaan, bijvoorbeeld na de maaltijd. Dit opgeslagen glucose kan dan op een later tijdstip weer worden vrijgezet. Door dit mechanisme kan het lichaam een tamelijk constant bloedglucose niveau handhaven en kunnen wij -hoewel wij slechts enkele malen per dag eten – toch de hele dag over voldoende energie beschikken. Bij diabetes is dit regelsysteem verstoord. Het lichaam slaagt er niet of onvoldoende in om glucose in de cellen op te nemen en om het overtollige glucose op te slaan. In plaats van opgeslagen wordt overtollig glucose met de urine uitgescheiden waarbij het vocht meetrekt. Ondanks dat het glucose in het bloed hoog is, lijden de cellen ‘honger’. Via noodmaatregelen als de afbraak van spiereiwitten en vetreserves probeert het lichaam de cellen alsnog van voldoende brandstof (energie) te voorzien. Kenmerken van diabetes zijn dan ook veel plassen, zoete urine, dorst, vermoeidheid en gewichtsafname.
Daarnaast worden vaak nare complicaties gezien, zoals problemen met de bloedvaten en zenuwen. Het beschreven klachtenpatroon wordt met name bij diabetes type I gezien. Bij diabetes type II – gekenmerkt door teveel insuline dat onvoldoende werkt- kunnen klachten ontbreken.

Het ontstaan van Diabetes
Zoals reeds beschreven, is diabetes een ziekte van de suiker (glucose) stofwisseling – van de regulering hiervan. Bij insuline afhankelijke of juveniele diabetes (zo’n 10 tot 20% van de personen met diabetes)  maakt de alvleesklier geen of nog maar zeer weinig insuline aan. De oorzaak hiervan is een ontsteking van de alvleesklier waarbij antistoffen tegen de insulineproducerende cellen worden gevormd (autoimmuniteit).
Erfelijke aanleg kan een rol spelen bij de vatbaarheid hiervoor. Externe factoren bepalen of de aandoening ook ontstaat. Als externe factoren worden o.a. virusinfecties (bof, rode hond, coxsackie B4 en cytomegalo) en koemelk verdacht. Tegen het albumine uit koemelk kunnen antistoffen gevormd worden die ook kunnen reageren met de insuline producerende beta-cellen van de alvleesklier. Bij insuline onafhankelijke of ouderdoms diabetes (zo’n 80 – 90% van de personen met diabetes), lijkt erfelijke aanleg een belangrijke rol te spelen bij de vatbaarheid voor de aandoening (sterker dan bij insuline afhankelijke diabetes). Of ook daadwerkelijk diabetes ontstaat lijkt met name bepaald te worden door hoe zwaar het regelsysteem dat het bloed-glucose binnen grenzen houdt belast wordt.

De moderne mens en Diabetes
De frequentie waarmee diabetes optreedt (met name insuline onafhankelijke diabetes of diabetes type II) lijkt toe te nemen. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien de moderne mens zijn bloed-glucose regelsysteem zwaar belast. En daarvoor zijn meerdere factoren aan te wijzen.
In de eerste plaats nemen wij veel voedsel tot ons, waarbij het voedsel ook vaak nog relatief veel korte snel opneembare suikers bevat. Niet alleen moet de alvleesklier daardoor relatief veel insuline vormen om al de overtollige glucose op te slaan, ook moet er veel insuline tegelijk geproduceerd worden omdat wij overvloedig eten en er relatief veel korte suikers in onze voeding aanwezig zijn. Deze korte suikers hoeven- anders dan de complexe (lange) suikers (koolhydraten) – in het maagdarmkanaal nauwelijks afgebroken te worden, waardoor ze al relatief snel na inname in een piek in het bloed terechtkomen. Hierop berust ook hun vermogen om snel energie te leveren. Ook bevatten deze snel opneembare suikers (o.a. kristalsuiker- afkomstig uit suikerbiet) meestal niet meer de nutrienten (vitamines en (spoor)elementen) die nodig zijn om ze in het lichaam om te zetten in energie. Deze nutrienten zijn tijdens het fabricageproces verwijderd. De geraffineerde korte suikers doen daardoor ook een aanslag op de in het lichaam aanwezige nutrienten, waardoor de alvleesklier eveneens extra belast wordt.

suikervrij cursus 40 dagen zonder suikerEen aanrader om je voedingspatroon goed aan te pakken en je bloedsuikerspiegel snel en effectief te reguleren, is de nieuwe cursus van Eva van Zeeland:   Natuurlijk, suikervrij! 40 dagen zonder suiker. Hier leer je hoe je toch lekker suikervrij kunt genieten en hoe jij zelf invloed hebt op je bloedsuiker spiegel en je je energieker zult gaan voelen.

http://www.paypro.nl/producten/Cursus_Natuurlijk_Suikervrij/8948/27096

Weinig lichamelijke arbeid
Terwijl mensen vroeger relatief veel lichamelijke arbeid verrichtten, leiden wij tegenwoordig veelal een zittend bestaan. Wij gaan met de auto naar het werk, zitten achter ons bureau en bewegen ook in onze vrije tijd niet altijd evenveel. Een relatief groot deel van het glucose uit onze toch al overvloedige voeding moet daarom worden opgeslagen. Dit geeft kans op overgewicht waardoor onze cellen ongevoeliger voor insuline kunnen worden. Ook de hoge uitscheiding van insuline die gepaard gaat met het feit dat veel glucose moet worden opgeslagen kan leiden tot een afname van de gevoeligheid van de cellen voor insuline. Iedereen is tegenwoordig druk en veel mensen hebben last van (chronische) stress. Stress is een soort alarmfase waarin het lichaam zich gereed maakt om te vluchten. Omdat voor vluchten energie nodig is, wordt bij stress extra glucose vrijgemaakt. Zelden hoeven wij echter echt te vluchten. Het extra vrijgemaakt glucose zal waarschijnlijk weer opgeslagen moeten worden. (Chronische) stress vormt op deze wijze een (chronische) belasting voor het regelsysteem dat het glucose-niveau in het bloed binnen grenzen houdt.

Diabetes, voedingsstoffen en complicaties
Diabetes  wordt vaak gezien als een aandoening van alleen de suikerstofwisseling. Naast het bloedglucose, raken bij een te laag insuline echter ook allerlei andere systemen ontregeld. Door de verhoogde uitscheiding van urine zal het lichaam meer voedingsstoffen, zoals bepaalde
vitamines en (spoor)elementen via de urine verliezen, waardoor eerder tekorten zullen ontstaan en de behoefte aan deze voedingsstoffen verhoogd is. In de literatuur is o.a. een verhoogde uitscheiding gevonden voor jodium. Ook zal het lichaam wanneer onvoldoende glucose door de cellen kan worden opgenomen, proberen energie te verkrijgen uit de afbraak van vetten en eiwitten. De stofwisseling van deze stoffen wordt hierdoor beïnvloed. De afbraak van eiwitten zal toenemen (katabool of afbraak proces) en er zullen meer vetzuren en aminozuren in de circulatie verschijnen. Eventuele secundair (als gevolg van de ziekte) ontstane tekorten en de beschreven en eventuele overige verstoringen, kunnen er uiteindelijk toe leiden dat nare complicaties ontstaan, waaronder aandoeningen van de grote en kleine bloedvaten en de zenuwen. Voorbeelden hiervan zijn doorbloedingsproblemen van de benen, nierproblemen, vermindering van het zicht en gevoelloosheid of pijn in de ledenmaten.  Laboratorium onderzoek kan helpen bij het bijtijds opsporen van tekorten aan vitamines,(spoor)elementen, vetzuren en aminozuren en bij het opsporen van verstoringen in de stofwisseling van de aminozuren en vetzuren.

Eigen maatregelen om het bloed glucose-regelsysteem te ontlasten
De volgende (eigen) maatregelen kunnen helpen het bloed-glucose regelsysteem te ontlasten:
– Zorgen voor voldoende lichaamsbeweging.
– Niet teveel eten.
– Het voedsel in kleinere hoeveelheden nemen.
– Beperken van de inname van geraffineerde koolhydraten.
– Reductie van stress (zowel lichamelijke als mentale).
– Zorgen voor voldoende inname van voedingsstoffen die van belang zijn voor het reguleren van de bloedsuikerspiegel
– Zorgen voor een gezond lichaamsgewicht /afvallen bij overgewicht.

Het bloedglucoseniveau en voedingsstoffen
Bij de regulatie van het glucose niveau in het bloed spelen meerdere essentiële voedingsstoffen (dit zijn de stoffen waarvoor wij afhankelijk zijn van onze voeding omdat ons lichaam ze zelf niet kan maken, zoals vitamines, spoorelementen en bepaalde aminozuren, essentiele suikers en vetzuren) eveneens een belangrijke rol. De behandeling van Diabetes in mijn praktijk bestaat uit:
-aanpassen van het voedingspatroon
-werking van schildklier en bijnier in kaart brengen. Ontregeling van genoemde klieren kan een belasting vormen voor de alvleesklier via hun invloed op het bloed glucose niveau. Wanneer bijvoorbeeld de schildklier te traag werkt, zal minder energie gevormd kunnen worden. Hierdoor is het verbruik van glucose lager. Er zal meer glucose opgeslagen moeten worden en de kans op overgewicht en het ontstaan van een verminderde gevoeligheid voor insuline zal toenemen. Als tweede voorbeeld kunnen (door stress of een andere oorzaak) uitgeputte bijnieren genoemd worden. Wanneer de bijnieren onvoldoende adrenaline en corticosteroïden vormen, zal de opslag van glucose onvoldoende geremd worden en de voorraad onvoldoende aangesproken kunnen worden. Dit zal de kans op overgewicht en het ongevoeliger worden van de cellen voor insuline doen toenemen.
-aanvullen van tekorten van vitamines, spoorelementen, vetzuren en essentiele suikers.