De verteringsenergie
De eerste partner van de leverenergie, de verteringsenergie, is de energie die vrijkomt uit de transformatie (omzetting) van voedsel en dranken door het spijsverteringskanaal. In de Chinese geneeskunde wordt dit de ‘milt qi ‘ genoemd. Is er onvoldoende verteringsenergie beschikbaar, dan lijdt de lever daar onder. Met onvoldoende ‘benzine’ kan de lever zijn taken niet meer naar behoren uitvoeren en raakt uitgeput.
Nauwe band tussen de lever en de vertering
De lever kan pas goed zijn werk doen als er een voldoende goede kwaliteit voeding binnenkomt. Dat hangt op zijn beurt af van een goede vertering én een goede opname van de voedingsstoffen uit de darmen.
De verteringsenergie zorgt er voor dat energie en voedingsstoffen beschikbaar komen uit het dagelijkse voedsel. De spijsverteringsorganen zoals maag, alvleesklier, gal en darmen zetten eten en drinken om in energie en voedende bestanddelen. De lever verspreidt deze energie en voedingsstoffen door het hele lichaam.
Alvleesklier belangrijke rol in verteringsenergie
De alvleesklier (pancreas) speelt in deze verteringsenergie een belangrijke rol. De pancreas geeft spijsverteringsenzymen af die helpen bij de vertering. Ook maakt de pancreas het hormoon insuline aan. Insuline zorgt ervoor, dat glucose vanuit het bloed in de lichaamscellen wordt gebracht, bijvoorbeeld in de lever en spieren. Ook zet het de lever en spieren aan om glucose op te slaan in de vorm van glycogeen of glucose af te breken tot energie.
Gifstoffen in je lichaamsmilieu door een slechte vertering
Zijn er problemen in de verteringsenergie en spijsverteringsorganen, dan ontstaan er automatisch problemen in de lever. Een slechte vertering geeft namelijk een minder goede opname van voedingsstoffen. Ook ontstaan er onder invloed van darmbacteriën uit de onverteerde voedingsresten in de darmen bijproducten die giftig kunnen zijn. Deze gifstoffen moeten door de lever worden opgeruimd. Hij heeft hiervoor extra voedingsstoffen in de vorm van vitamines, mineralen, vetzuren en aminozuren nodig. Maar bij spijsverteringsproblemen worden deze stoffen juist minder goed door de darm opgenomen. Er is meer nodig, maar er komt minder binnen.
Lever in de parkeerstand
Zodra de lever de gifstoffen niet goed kan opruimen dan worden deze ‘geparkeerd’ (opgeslagen) in het bindweefsel zoals bloedvatwanden, enkelbanden en tandvlees. Is de lever weer op krachten dan kan hij achterstallig onderhoud plegen door de gifstoffen uit de bindweefsels alsnog aan water te binden. Daarmee kunnen ze via de gal en nieren het lichaam verlaten. Lukt dit niet dan geven deze ‘verborgen vuilnisbelten’ in de weefsels bindweefselklachten zoals zwakke enkels en banden, slappe huid, spataderen, zwak tandvlees, etc.
Is de verteringsenergie verzwakt dan kan dit tot veel klachten leiden.
Met dank aan Marijke de Waal Malefijt